Vrijwilligers
Over vrijwilligers
Het belang van vrijwilligers
Vele Nederlanders zijn actief als vrijwilliger. Sommigen eens per jaar tijdens NL Doet, anderen wekelijks bij de bijvoorbeeld de sportclub of in een verzorgingshuis. In Nederland zijn ongeveer 6,7 miljoen vrijwilligers actief. Dat betekent dat de helft van alle volwassen Nederlanders vrijwilligerswerk doet. En deze inzet is heel welkom na alle bezuinigingen op gebieden als zorg, welzijn, cultuur, sport en natuurbeheer.
Volgens het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) zet iets minder dan de helft van de Nederlanders die vijftien jaar of ouder zijn zich minimaal eens per jaar vrijwillig in. Dit kan eens per jaar zijn, bijvoorbeeld tijdens NLDoet of tijdens een toernooi van een lokale sportclub, of op regelmatige basis als bijvoorbeeld maatje of begeleider bij de scouting. De meeste vrijwilligers zijn actief voor sportverenigingen (14,5 procent) of scholen (11,5 procent).
Feiten en cijfers
Hoe actief Nederlanders zijn als vrijwilliger, verschilt volgens het CBS per bevolkingsgroep. Kijkend naar opleidingsniveau, zijn mensen met een hogere opleiding vaker actief als vrijwilliger dan laagopgeleiden. Van de hoogst opgeleide groep Nederlanders deed namelijk 62 procent vrijwilligerswerk, van de laagst opgeleide groep was dit ongeveer de helft, 33 procent. Hoger opgeleiden zijn daarnaast vaker dan lager opgeleiden actief voor school, een sportvereniging, een culturele vereniging, een vakbond of een politieke partij. Bij vrijwilligerswerk voor een hobby- of gezelligheidsvereniging, een kerk of moskee is er minder verschil te zien tussen opleidingsniveaus. De hoogst en laagst opgeleiden zijn, ongeacht hun leeftijd, vrijwel even actief in jeugd- en buurthuiswerk en verzorging of verpleging.
Tussen mannen en vrouwen is weinig verschil. Uit cijfers van 2012 bleek dat iets meer mannen dan vrouwen vrijwilligerswerk deden, volgens de laatste cijfers (over het jaar 2015) is het aantal mannen en vrouwen nu ongeveer gelijk. Wel zijn mannen en vrouwen actief op andere gebieden. Vrouwen zetten zich vaker in op scholen, mannen zijn vaker actief voor de sportvereniging.
Het CBS stelt verder dat bij de meeste vormen van vrijwilligerswerk allochtonen en autochtonen even actief zijn. Allochtonen doen wel minder vaak dan autochtonen vrijwilligerswerk op gebied van sport en zorg. Westerse allochtonen zijn minder vaak dan autochtonen én niet-westerse allochtonen actief als vrijwilliger voor hun kerk, moskee of andere levensbeschouwelijke organisatie.
Steeds meer vraag naar vrijwilligers
Bij Humanitas, één van de grootste vrijwilligersorganisaties van Nederland, merken ze dat er steeds meer vraag is naar vrijwilligers. In 2015 maakten bijvoorbeeld 65.845 mensen gebruik van het aanbod van Humanitas, een stijging van bijna negen procent tegenover een jaar eerder (60.506 mensen). Deze groei is volgens de organisatie een gevolg van de decentralisatie. ‘Omdat er minder geld beschikbaar is dan voorheen, doen lokale overheden steeds vaker een beroep op de informele zorg van onder andere Humanitas. De decentralisatie heeft daarmee geleid tot een duidelijke verschuiving van formele naar informele zorg. Dit is in de cijfers van 2016 terug te zien.’
Volgens André Hudepohl, directieadviseur bij Humanitas, leidt dit grotere beroep op informele zorg tot financiële problemen. ‘Het beroep dat op ons gedaan wordt groeit enorm, terwijl de financiële middelen niet in die mate toenemen of juist afnemen. Veel gemeenten betalen bijvoorbeeld wel voor de activiteiten die wij organiseren, en zijn ook bereid om wat meer te betalen nu de vraag toeneemt, maar ze betalen vaak alleen voor de kosten die direct samenhangen met de activiteit die in hun gemeente plaatsvindt. Dat betekent dus dat indirecte kosten die wij moeten maken voor bijvoorbeeld administratie, werkplekken, scholing en communicatie niet gedekt zijn. Als we er niet in slagen om die indirecte kosten ook door te kunnen berekenen, blijven we op de activiteiten toeleggen en komt de bodem van ons eigen vermogen in zicht. Dan kunnen we op enig moment de deuren sluiten. Gemeenten vragen steeds meer naar informele hulp. Dat kan en is inhoudelijk tot op zekere hoogte ook verantwoord. Maar het kost meer dan er geld voor beschikbaar wordt gesteld.’